Leith vond het absoluut geen probleem om promotor van Malderai te zijn en hij hoorde graag dat mensen reisplannen maakten voor de stad. Iedereen zou er minstens een dag moeten spenderen en er gewoon moeten genieten. Sommige plaatsen konden niet je ding zijn, maar Leith was er van overtuigd dat Malderai een stad was waar iedereen wat voor zichzelf kon vinden. Hij glimlachte naar de man en moest vervolgens lachen. 'Ach, die adel, ze zijn niets gewend. Ze kennen geen echte kunst. Die wordt niet in paleizen gemaakt en komt er maar zelden terecht. De echte kunstenaars-' Leith sprong van het muurtje en hing zijn luit over zijn schouder. 'Die vind je tussen het grof vuil,' maakte hij zijn zin grinnikend af terwijl hij zijn mantel dicht knoopte. 'Daar ga ik me nu ook maar eens naar begeven. Een fijne avond nog.' Leith boog met en groots gebaar en gunde de man nog een glimlach voor hij tussen de menigte verdween. Hij zou een fles sterke drank, een kamer en een mooie bedpartner gaan zoeken, meer had hij vanavond niet nodig.